Omdat ik heb gemerkt dat er naast werk allerlei andere zaken me hebben gemaakt wie ik nu ben, hieronder van 0 tot nu wat beschrijvingen van dingen die ik meemaakte en waar ik wat van leerde:
1965, op 11 mei om precies te zijn, kom ik ter wereld. Dat is alleen een genoegen voor de dienstdoende gynaecoloog. Mijn geboorte is zijn laatste klus voor zijn pensioen en hij kan nog één keer alles uit de kast halen. Ik blijk drie weken te lag in mijn moeder te zijn gebleven, ook nog in een stuitligging. Negen pond kind van ruim een halve meter in een vrouwtje van 1.52, mevrouw krijgt even een prikje. Tien uur later ziet mijn moeder mij voor het eerst, ik heb dan al kleertjes aan. De gynaecoloog komt met nauwelijks verholen trots uitleggen dat hij mij, tijdens haar afwezigheid vanwege de zware en algehele narcose, aan mijn voetjes uit haar lichaam heeft getrokken en dat alles het nog doet bij mij.
‘Stank voor dank’ heeft hij misschien gedacht, want mijn moeder is niet blij. Niet met de geboorte en niet met mij. Ik kon iedereen wel zijn! Ze krijgt er een postnatale depressie van, al bestaat dat nog niet als fenomeen in de tijd.
Zelf zal ik hier een hechtingsstoornis oplopen. Daar is wel mee te leven, al vind ik het nog steeds opmerkelijk prettig om me ergens welkom te voelen..
Ondertussen trekt mijn vader zich niet zoveel aan van het baby-gebeuren. Pas als ik woordjes begin te vormen krijg ik zo nu en dan zijn volledige aandacht. Ik kan dan ook belachelijk vroeg praten, en dan bedoel ik echt praten. Met volzinnen, al heb ik er geen flauw idee van wat ik zeg. Dingen uit de krant vaak. Loemoemba en Kasavoeboe herinner ik me nog. Wat die twee elkaar destijds hebben aangedaan in de Belgische Kongo is me niet bijgebleven, maar mijn liefde voor taal wel. Ik kan eindeloos bezig zijn met proberen de dingen juist en goed te zeggen of schrijven. Juist en goed is het wanneer ik de gevoelens en waarnemingen van een ander exact weet te verwoorden. Dat is soms niet eens mogelijk, zeker nu ik me met spiritualiteit bezig houd en open deuren wil vermijden.
Mijn kindertijd was gewoon niet leuk. Mijn vader ging weg en er kwam een nieuwe lief van mijn moeder. Ik paste op mijn zusje en ging naar school. Elke dag kwam de dag nauwelijks om. Ik hoef er niet over te klagen en heb er uiteindelijk verrassend weinig aan over gehouden in kwalijke zin, maar er was geen bal aan. Ik wist dan ook niet hoe snel ik groot en volwassen moest worden. In mijn eigen beleving was dat rond mijn dertiende al een heel eind gelukt.
Dan is het 1978 en ik ontdek dat ik kan toveren! Herhaaldelijk fantaseer ik mij op televisie, want daar kunnen mijn ouders geen genoeg van krijgen. En dan ineens vraagt Ben Sombogaart mij of ik een hoofdrol wil spelen in een televisieserie van de IKON. Je kunt dus iets zo sterk verlangen en voor je zien dat het gebeurt, al moet je daar ook weer voorzichtig mee zijn, weet ik inmiddels. Mijn leven verandert van de ene op de andere dag van boos en traag naar opwindend en meeslepend. Aan het eind van het hele verhaal (we doen er drie jaar over om ‘Allemaal Tuig’ te maken) beland ik ook nog in Amsterdam met werk in de filmwereld. En ik heb een zwaar offer gebracht, zo zie ik dat nu. Mijn vader, waar ik dag en nacht mee bezig was en bij wie ik zo graag wilde zijn, bleef zomaar dood in een greppel liggen terwijl hij aan het hardlopen was. Zo zonder hem had ik in Utrecht niets meer te zoeken. Bovendien was ik mijn primaire levensdoel kwijt: een belangrijke band met hem opbouwen. Mijn vader stierf aan overmatig anabolengebruik. Mijn moeder sterft vele jaren later aan de EPO, waar ik de humor wel van inzie.
Vanaf 1980 dwaal ik door Amsterdam. Ik leer er zelfvertrouwen. Als ik geen geld heb speel ik gitaar. Ik krijg onbeschoft veel geld in mijn hoedje. Ik leer dat het leven zelf voor mij zorgt. Wat ik over heb deel ik met anderen, ik heb een ongezonde belangstelling voor mensen waar het niet zo goed mee gaat. Die ga ik dan helpen. Ongetwijfeld om een gebrek aan gevoel voor bestaansrecht te compenseren, maar dat weet ik dan nog niet. Ik heb er best plezier in. Huizen kraken (spannend!), helemaal niet burgerlijk zijn (interessant!) en me volledig vrij voelen (vrolijk!)
In deze tijd leer ik opnieuw dat er precies dat op mijn pad komt wat ik nodig heb, al is dat lang niet altijd leuk. Ik schaam me vaak, ben regelmatig woedend op mezelf en de wereld, maar evenzo vaak diep dankbaar. En ik krijg hulp, altijd weer kwamen er gidsen op mijn pad die me soms vlak voor de rand van de afgrond wegsleepten.
Ik rommel uiteindelijk door het volwassenenonderwijs en kan daarna naar de theaterschool.
In 1991 ontdek ik per toeval de acrobatiek. Uit louter overmoedigheid doe ik de eerste keer mee, want uit mijn jeugd nam ik de overtuiging mee dat gymmen niets voor mij was. Maar ik blijk er tot mijn eigen verbazing juist goed in te zijn! Het was en is nog steeds het leukste dat ik ooit ontdekte. Met mensen gooien! Torentjes maken met veel! Steeds weer nieuwe dingen verzinnen! En iedereen is lief, we maken zelden ruzie en we worden van de weeromstuit ook allemaal lenig en sterk. Ik leer dat mijn lijf me perfect uitlegt wat er van binnen in mij speelt, of dat nou fysiek, mentaal of emotioneel is. Een zeer bruikbaar stuk gereedschap voor mijn werk, als coach, als docent, als theatermaker, als schrijver en zelfs als journalist.
In 1998 kom ik als senior trainingsacteur in een groot en commercieel bedrijf terecht. Aanvankelijk ben ik daar wat giebelig onder, het komt me voor dat de randvoorwaarden een bizar belangrijke plek innemen. Ik krijg een kantoor, een leaseauto, een cursus Word en iemand die mijn agenda beheert. Ik leer dat er een soort ongeschreven puntentelling bestaat. Ken je iemand hoog in de boom in het bedrijf? Punten! Heb je een paars jasje aan? Puntenverlies! Vindt degene hoog in de boom het wel verfrissend dat je jasje paars is? Toch nog punten! Dubbele! Het is een voor mij ondoorgrondelijk systeem. Wel ben ik gevoelig voor de stand; als je weinig punten hebt zeggen collega’s opeens geen gedag meer bijvoorbeeld. Als je er veel hebt komen ze voortdurend vragen of je ook koffie wilt. Ik maak beide mee. Soms word ik er ook onzeker van. Het lijkt me dat al die materiële zaken waar we over vergaderen niet echt belangrijk zijn, het gaat om wat eronder zit.. Iemand wil hogerop en 6000 euro per maand gaan verdienen, maar eigenlijk wil hij erkenning en dat iedereen vraagt of hij nog koffie wil, denk ik. Maar ik ben de enige.. Als ik het over deze dingen wil hebben leid ik veel, heel veel puntenverlies.
Dus na een paar jaar ga ik weer verder met voor mezelf werken. Inmiddels wel een beetje maatschappelijk wijzer.
In 2002 verhuis ik, wederom tamelijk naïef, naar Groningen. Ik koop er een woonboot, want dat kan inmiddels, en ik ga er naar de PABO. Het lijkt me fijn om ook een gewoon leventje te leiden, met een baan en buren en een hobby. Ik overschat mezelf. Van Amsterdam naar Groningen gaan is zoiets als emigreren. Plotseling zijn mijn grapjes niet meer leuk, ik heb er ook geen vrienden natuurlijk en voor mijn werk moet ik nog steeds naar Rotterdam zodat ik hele dagen in de auto zit. De studie is niet moeilijk, maar wel bergen werk. Vervolgens beland mijn beste vriendin in een psychiatrisch ziekenhuis in Eindhoven. Met kerst val ik uitgeput om. Ik staak de studie en dobber voort als z.z.p.-er, met een enorme heimwee naar Amsterdam.
Dan ontmoet ik een vrouw die me zegt dat ik naar de school voor sjamanisme moet gaan. “Daar zijn we allemaal familie”, zegt ze. Dat laat ik me geen twee keer zeggen. Bovendien heb ik heel goede ervaringen met dingen die onverwacht op mijn pad komen.
De school laat me kennis maken met een heleboel wijze mannen en vrouwen van over de hele wereld. Elk eerste weekend van de maand krijg ik les in een traditie van ergens. Ik leerde over Mongools sjamanisme, Maori kwamen voorbij, Aboriginals, Indianen van allerlei pluimage natuurlijk, het Samería van de zwarte slaven, Scandinavisch sjamanisme met de runen, letterlijk grenzeloos boeiend. Ik gebruik nog steeds kennis die ik daar opdeed bij het begeleiden van mensen.
In 2009 krijg ik weer aantoonbaar hulp van het universum : mijn boot wordt toch nog verkocht en tegelijkertijd wordt me een huurhuis in de Ooijpolder aangeboden. Met behulp van mijn sjamaanse klasgenoten verhuis ik erheen. Met enige angst in de knieën: kan ik dat wel, een dorpje?
Ik kan het, hoewel ik mezelf blijf wijsmaken dat ik er eenzaam ben, dat ik eigenlijk in de stad wil wonen. Ondertussen krijg ik signalen van het leven, die ik niet oppik, omdat ik teveel denk en te weinig voel. Dat vinden de signalen niet leuk, dus op een dag in de winter, terwijl ik me aan het afvragen ben of ik degene moet zijn die een lezing over sjamanisme zal geven, springt er een reebok dwars door het glas van de achterdeur mijn huis in. Dat was een bevestiging, heb ik moeten concluderen, hoewel ik er ook wel even van slag van was.
Toch volhard ik in het volgen van mijn hoofd, in plaats van mijn hart en de signalen dus. Mijn geld raakt op, ik voel dat ik moet leren om op een andere manier in mijn levensonderhoud te voorzien. Niet meer zo onzichtbaar, meer doen waar ik in geloof. Maar ik weet niet hoe of wat en voor de tweede keer stort ik in.
Met mijn laatste beetje geld doe ik de lerarenopleiding Kundaliniyoga, maar het lukt niet meteen om van het lesgeven te leven. Ik verhuis opnieuw, naar Doesburg en daar blijkt de bodem van de put te zijn.
Van 2014 tot 2018 leef ik deels van de bijstand. Ik mag bijna niets meer, alleen loondienstbaantjes, die steevast minder dan de bijstand opbrengen, zodat ik elke maand opnieuw mijn wisselende inkomen moet verantwoorden aan een dienstdoende ambtenaar. In de bijstand is het vrijwel onmogelijk om je gevoel voor eigenwaarde te behouden. Toch had ik deze louterende tijd kennelijk nodig om mijn eigenwijze hoofd te laten buigen..
In 2018 keert het tij. Mijn moeder sterft en laat me een klein bedragje na waardoor ik die vermaledijde uitkering achter me kan laten. De liefde komt op mijn pad. Ik sticht de Eland en heb meteen al drie opdrachtgevers. Ik geniet van kleuters die met mij een circusvoorstelling maken. En van ambtenaren in Amsterdam die de bereidheid hebben zichzelf te laten zien aan elkaar. Van studenten HRM op de Hanzehogeschool. Van mijn eigen item bij RTV Arnhem elke week. Charlotte wordt naast een hele fijne vriendin ook mijn steun en toeverlaat op het internet. Alle wegen liggen weer open…